Voor dit onderzoek zijn gedurende een jaar officieren van justitie gevolgd die gewone, veelvoorkomende strafzaken doen. Officieren van justitie vertegenwoordigen het openbaar ministerie (OM) in strafzaken. Zij geven leiding aan de opsporing en beslissen over de verdere vervolging of afdoening van een strafzaak. In Nederland verwachten we dat zij daarbij een magistratelijke houding aannemen: zorgen voor een eerlijk proces, het achterhalen van de gehele waarheid en het afwegen van het algemene belang tegen andere belangen van bijvoorbeeld de verdachte of het slachtoffer. Uit dit onderzoek blijkt dat het werken voor een grote, ambtelijke organisatie als het OM en de grote hoeveelheid zaken die officieren moeten behandelen een gespannen verhouding opleveren tot de magistratelijke rol. Het toepassen van strafvorderingsrichtlijnen en het mandateren van bevoegdheden kan bijvoorbeeld leiden tot kwaliteitsverlies van de vervolgingsbeslissingen. Omdat de verwachtingen van het OM bij het publiek steeds groter worden en de leiding van het OM daarom steeds nieuwe manieren introduceert om snel, zichtbaar en betekenisvol gebruik te maken van het strafrecht, dreigt de individuele, magistratelijke rol van de officier in de knel te raken. Dit terwijl steeds meer zaken buiten de rechter worden afgedaan en de officier nog de enige magistraat is die de zaak beoordeelt. Het OM en zijn officieren moeten samen waken voor de uitholling van de voor onze rechtsstaat zo belangrijke magistratelijkheid.